woensdag 14 september 2016

Hajo de Boer: Mijn zoon, Ajacied

Humor en zelfspot


Eigenlijk dacht ik dat Mijn zoon, Ajacied weer zo’n afzeikboek ging worden. Over hoe bikkelhard de jeugdopleiding van Ajax wel niet is en hoe tere kinderzieltjes worden vertrapt in de blinde ambitie van een beroemde voetbalclub om weer een nieuwe Marco van Basten of Dennis Bergkamp uit de grond te stampen. Niets is echter minder waar. Het boek van Hajo de Boer is een zeer komisch en vooral zeer herkenbaar verhaal van en over een vader die helemaal in de war raakt als zijn zoon voor Ajax mag gaan spelen. Een vader van een jonge keeper die eigenlijk helemaal niet zo geïnteresseerd is in een carrière als voetbalicoon en liever thuis op de iPad of de Playstation zijn spelletjes speelt. De vader is echter enorm trots, verliest af en toe de realiteit een beetje uit het oog en ziet zijn zoon al een Champions League finale keepen en vlak voor tijd de winnende strafschop uit de bovenhoek tikken. 

De praktijk is echter wat minder fraai dan de droom. Bij Hajo de Boer regeert echter voornamelijk de droom en hij doet bijna alles om zijn zoon Felix net zo fanatiek te krijgen als hij zelf is als liefhebber en voetbalvader. Keepers moeten tweebenig zijn en dus koopt hij een dure Derbystar bal nummertje vier. Identiek aan wat ze bij Ajax gebruiken. Felix moet thuis zijn slechte been oefenen tegen een met zorg geselecteerd muurtje, zodat ze bij Ajax zien dat hij vooruit gaat. Dat hij steeds beter wordt. Dat hij thuis ook traint en er werkelijk alles aan doet. Helaas voor Hajo is zijn zoon met z’n mindere been nog niet goed genoeg en met het eerste schot verdwijnt de bal over de muur in de Kostverlorenkade. Weg dure bal. Voorbij is de extra training. De moeder van Felix kan er hartelijk om lachen, maar voor de voetbalvader is het alsof zijn nieuwe, denkbeeldige wereld even instort.

Mijn zoon, Ajacied is een explosie van de lachspieren. De auteur kan zijn belevenissen als vader van een zoon in de meest beroemde jeugdopleiding achteraf heerlijk relativeren. Zonder zijn eigen rol mooier te maken dan die is vertelt hij in het boek werkelijk alles wat er op ouders afkomt als hun zoon naar Ajax mag. De al genoemde trots, maar ook alle onzekerheid (is hij wel goed genoeg?), de omgang met andere voetbalouders, het moeten accepteren van alle regels van Ajax en het probleem om je zoon los te laten als je beseft dat hij het uiteindelijk zelf moet gaan doen. De Boer brengt haarscherp in beeld dat de jeugdopleiding sinds de zogenaamde fluwelen revolutie van Cruijff blijkbaar niet duidelijker is geworden. Veel trainers zijn zelf nog zoekende. Winnen is niet meer belangrijk. Het gaat om de ontwikkeling van de individuele kwaliteiten van de spelers. Ze moeten alles kunnen, alles leren, multifunctioneel zijn en – indien mogelijk – ook nog een beetje plezier hebben. 

Ondanks de humor en de met veel zelfspot beschreven situaties is het tussen de regels door ook een beetje een klacht tegen die jeugdopleiding. Want feitelijk doen die trainers maar wat. Ze weten dat ze een grote naam hebben en wereldberoemde spelers hebben afgeleverd, maar niemand weet eigenlijk precies hoe ze dat hebben gedaan. Als ze bij Ajax ontdekken dat muzikanten feitelijk zeer creatieve mensen zijn, dan krijgen twee elftallen plotseling een of twee keer per week muziekles in plaats van een normale voetbaltraining. Om te ontdekken of ze door het bespelen van een triangel of een basgitaar misschien tijdens de wedstrijd wél die Messiaanse steekpass kunnen geven. Alsof bassisten wereldwijd allemaal geweldig kunnen voetballen. Maar ja, je probeert eens wat. Als je Hajo de Boer mag geloven – en als iemand zich zo kwetsbaar opstelt in zijn boek, dan denk ik dat wel te mogen doen – is het bij Ajax één groot experiment en hopen ze nog altijd de juiste ingrediënten te vinden die er voor moeten zorgen dat ze inderdaad invloed hebben op de vorming van jeugdige talentjes tot toekomstige topvoetballers. In de praktijk kan het echter best wel eens zo zijn dat jongens met enorm veel talent uiteindelijk goede voetballers kunnen worden, maar alleen als ze dat zelf ook daadwerkelijk willen. En dat matige voetballers altijd matige voetballers zullen blijven. Hoeveel individuele trainingen je ze ook geeft. Goed wordt gedeeltelijk beter, maar slecht en matig blijven altijd middelmatig.

Mijn zoon, Ajacied is een geweldig boek. Komisch. Eerlijk. Interessant. Het geeft een kijkje in het leven van een talentvolle keeper en wat de magische naam van Ajax met een gezin kan doen. De laatste tien pagina’s van het boek zijn leeg. Jammer. Van mij had Hajo de Boer ze nog wel even mogen vullen. Zijn verhaal smaakt namelijk in alles naar meer.


Mijn zoon, Ajacied
Hajo de Boer
Voetbal Inside

Prijs: € 19,99



Geen opmerkingen:

Een reactie posten